‘Hoe ver we zullen komen weet ik niet’

14 oktober 2012

 

Ik betrap me erop dat ik het best vaak zeg: 'Hoe ver we zullen komen, weet ik niet'.

Als ik met mijn neefje Elias een struintocht maak en de woeste natuur in trek. Of op gorilla-expeditie in het oerwoud op de grens van Uganda, Rwanda en Congo. Of bij een onmogelijke deadline op mijn werk. Het was avonturierster Alexandrine Tinne (1835- 1869) die dit zei, over liever gezegd, ze schreef het. 'Als je de kaart voor je neemt, dan zul je zien dat ten zuidwesten van de evenaar een grote ruimte ligt zonder namen erin. Daar willen we heen. Hoe ver we zullen komen, weet ik niet,' schreef zij aan haar halfbroer John. Op dat moment was ze al enkele jaren op ontdekkingsreis door Afrika.

Alexine was één van de rijkste dames van Den Haag, een gewilde huwelijkskandidate dus. Maar ze had geen zin in een huwelijk. En ook niet in al die lastige regels van fatsoen die bij haar stand hoorden. Reizen was het doel in haar leven: samen met haar moeder Henriëtte maakte ze steeds langere en steeds avontuurlijkere reizen. Eerst door Europa, overal werden ze door koningen en prinsen in hun paleizen ontvangen. Op een dag belandden de dames in Italië. Daar stapten ze op de boot naar Egypte, waar Alexine in de ban van de Nijl raakte. Ze doorkruisden woestijnen en moerassen op zoek naar de bronnen van deze rivier. Bent-el-Re, koningsdochter, noemden ze haar.

Zinderend zand en sterrenregens

Enkele jaren geleden schreef ik een boek over Alexine, 'Zwerftocht door Afrika', en zakte in haar voetsporen de Nijl af. Al reed ik in een jeep en zij op een kameel. En ik had mijn smeedijzeren ledikant maar thuis gelaten, terwijl zij dat met zich mee zeulde. Mijn reis was magisch en indrukwekkend: het goudgele zand zinderde in de zon en 's nachts regende het sterren. Ik ademde zand en probeerde de wereld door Alexines ogen te bekijken. De aantrekkingskracht van het Oude Egypte, aangewakkerd door de wetenschappers van Napoleon. Tempels nog half verborgen onder het zand. De wedloop wie het eerste de bron van de Nijl ontdekte. De eerste blik op het prachtige Victoriameer. Een moment dat ook ik nooit zal vergeten.

Of ze erg sympathiek was, deze Bent-el-Re, valt te betwijfelen. Zoals een recensent over 'Zwerftocht door Afrika' schreef: 'De auteur heeft grote sympathie voor haar heldin, maar verbloemt niet dat Alexandrine een rijkeluisdochter is, die letterlijk over lijken gaat om haar zin te krijgen.' En zo was ze. Sympathiek nee, niet echt. Erg knap ook niet. Vrijgevochten wel. En ondernemend. Een pionier op het gebied van fotografie. Ze kon prachtig tekenen en schilderen. Sprak verschillende talen en ook Arabisch leerde ze in een handomdraai. Ze leefde een leven als een avonturenroman en natuurlijk hoorde daar ook een te jonge, tragische dood bij. En dat maakte haar alleen maar meer een legende. Alexine nam iedereen voor zich in met haar sprankelende persoonlijkheid, ze maakte indruk. Dat doet ze nog steeds, nu in het Haags Historisch Museum. Gisteren was de opening van een tentoonstelling over Alexines avontuurlijke leven.

We zagen een prachtige, associatieve film over haar leven en liepen langs haar Haagse woning. Er waren heuse ontdekkingsreizigers en Afrikaanse hapjes. Alexines foto's hangen er en ook haar oosterse kleding is te zien. En meteen verlangde ik terug naar de woestijn. Mijn woestijn. Ik ontmoette er collega's met wie ik eerder samenwerkte in het Mare Liberum-jaar, ter nagedachtenis aan die andere historische held, Hugo de Groot. Nu toostten we samen op Alexine, de vrijgevochten dame.

Willen jullie haar ook ontmoeten?
Dat kan, tot 13 februari 2013 in het Haag Historisch Museum.